Eendagsvliegen
Nu de eerste schrik en misschien ook het ergste (?) van de corona-pandemie voorbij lijkt en er weer volop gedoken wordt, ook in ons zoete water, is het goed eens te kijken naar de betrekkelijkheid en de korte duur van het leven. Wie wordt niet af en toe eens weemoedig van de gedachte zich maar dag in dag uit, uit te sloven, terwijl hij / zij toch ook wel weet dat alles op een gegeven dag ook gewoon voorbij is. Dieren die daar wel het meest over te betreuren lijken zijn de eendagsvliegen. Zo noemen we ze althans maar vele hebben een levensduur van bij lange na nog niet eens één dag. En toch ook weer wel. Het is tijd om eens goed te bekijken hoe hun levens zich nu werkelijk afspelen. Wat er klopt van die naamgeving en wat niet. Eendagsvliegen zijn vooral een onderwerp voor de kleine-beestjes-kijkers onder ons, maar toch zou diegene die alleen oog heeft voor het grotere spul er best even belangstelling voor kunnen opbrengen, simpelweg omdat al dat wat groot is, groot geworden is door te leven van al dit kleine. Zonder het klein is er geen groot! Bovendien komt daar nog bij dat eendagsvliegen ons een verrassend (primitief) kenmerk laten zien, soms zelfs zonder duikbril. En ze zijn, voor wie de moeite neemt ze op te zoeken / bekijken, ook gewoon mooi om te zien.
Samen met groepen als de oerinsecten (die in enge zin eigenlijk geen insecten zijn) en de waterjuffers / libellen behoren de eendagsvliegen tot de oudste en meest primitieve insectenklassen die we kennen. Ze bestaan al een slordige 350 miljoen jaar (sinds het Carboon, het ‘steenkool-tijdperk’ toen de hele wereld een groot tropisch bos was). Mede daardoor zijn ze in sommige opzichten zo ‘anders’ dan gewoon. Anders dan anders.
Voor het gemak laten we de duikbril nog even liggen en beginnen we eerst op het droge. Hoewel ze, vliegend en door de wind voortgestuwd natuurlijk overal, ook in huis, terecht kunnen komen vinden we volwassen eendagsvliegen, ook haften genoemd, van april tot oktober vooral op de waterplanten langs de waterkant, en regelmatig ook rustend aan de onderzijde van boom bladeren. Ze houden hun flinterdunne glasachtige vleugels dan karakteristiek tegen elkaar omhoog geklapt. Doorgaans zijn dat er vier in getal, twee grote driehoekige voor en 2 kleinere ronde daarachter, maar ook wel eens twee. Wat nog meer opvalt zijn echter hun staartdraden die nog langer zijn dan het gehele lichaam, ook deze meestal in drietal of soms tweetal.
Onder water zien we hun jeugdvormen, de larven dus. Maar omdat deze diergroep in zijn ontwikkelingsreeks (van ei > larve > pop > volwassen dier) geen echt popstadium kent moeten we die eigenlijk nimfen noemen, wat ik van hier af ook doen zal. Een nimf is hetzelfde als een larve, in de zin van aseksueel jeugdstadium, maar afwijkend doordat deze tijdens zijn ontwikkeling en na elke vervelling al direct steeds volwassener lijkt en niet pas op het allerlaatst, na een popstadium, dramatisch in uiterlijk verandert.
Nu wordt het tijd voor de duikbril. De nimfen van eendagsvliegen die wij als duikers het meest tegenkomen zijn die kleine half transparante beestjes op de waterplanten, elk met drie karakteristieke staartdraden. Altijd schuw schieten ze heen en weer en snel uit beeld. Logisch voor wie bij iedereen op de menukaart staat. Ze vertegenwoordigen één van de vier verschillende typen nimfen die onder de verschillende soorten bekend zijn. Dit type is er één van stilstaande wateren. Nu al zie je 3 staartdraden, in dit geval kortere en geveerde, die dienen voor de voortbeweging en sturing. Daarnaast zie je opzij van het lichaam, als je goed kijkt, twee rijen schubjes die continu wapperen. Dit zijn kieuwplaatjes die zuurstof opnemen en het stilstaande water steeds in beweging houden om het te verversen. De jongste nimfen adem nog door hun huid maar die zijn zo klein dat we die sowieso amper kunnen zien. Een andere type nimf van stilstaand water is het behaarde, meer verborgen onder takken en stenen (til maar eens iets op) levende kruipende type dat zich aan de haren camoufleert met slibdeeltjes. Deze ademen met hun kieuwen die verborgen liggen onder als kleine dekschilden verharde plaatjes op de rug. Nog andere nimfen zijn gravende die in U-vormige gangen leven (in stille tot in traag stromend water) en tenslotte de soortengroep van nimfen die zich, in snel stromend water staande houden met een sterk afgeplat lichaam en zijwaarts geplaatste pootjes. Ze leven van zowel rottende plantendelen (dode bladeren, detritus) als groenalgen en kiezelwieren die ze als het ware van plantendelen af grazen. Hoe lang ze onder water leven verschilt per soort. Die duur ligt tussen tot tenminste wel een aantal maanden en een periode van wel drie jaar. De naam eendagsvlieg is dus, vooral hier, sterk overdreven (nog los van dat het sowieso geen vliegen zijn).
Is de nimf volgroeid dan kruipt ze via de bodem of waterplant naar de oever en zal ze op het droge een hele bijzondere gedaanteverwisseling ondergaan. Weliswaar is elke gedaanteverwisseling bijzonder, die van de libellenimf waar een libel uitsluipt en de pop die een pop vlinder voortbrengt niet minder, maar uniek is dat eendagsvliegen tussen hun nimfestadium (waarin ze deels al volwassen lijken) en hun volwassenheid ook nog een extra subvolwassen stadium kennen (het subimago). De huid van de nimf scheurt op de rug open en het nieuwe dier klimt er uit, zijn oude huid achterlatend als een op de grond uitgetrokken overall. Vaak zie je deze, aan de oevers tussen de planten drijven, soms vele bijeen. Je herkent ze onmiddellijk aan de drie geveerde staartdraden, de kieuwplaatjes opzij en de grote opening vooraan, waar de nimf uit gekropen is.
Het nieuwe dier heeft nu ook al functionele vleugels en zal snel na deze eerste ‘geboorte’ al weg vliegen. Maar het is nog steeds geen volwassen dier dat in staat is zich voort te planten. Pas als het zich opnieuw ergens vastzette en na enkele uren nòg eens vervelde, komt het daadwerkelijk volwassen seksuele dier te voorschijn. Met wat geluk kun je die gedaanteverwisseling zich ook wel eens op het land zien voltrekken. Soms op de gekste plaatsen. Zo vond Bert een paar jaar geleden (Nijmegen 31 mei 2018) een driehoekseendagsvliegje dat zijn auto had uitgekozen om daar zijn tweede en definitieve geboorte te voltooien. Als je beseft hoeveel nimfen er in het water leven is zo’n gebeurtenis natuurlijk niets bijzonders maar het vrijwel getuige zijn van zoiets is dat altijd wel.
Vanaf dit moment geldt dat het leven van de eendagsvlieg daadwerkelijk kort is en eigenlijk alleen nog maar in het teken van de voortplanting staat. Het volwassen dier (en trouwens ook het subimago al) heeft geen functionele monddelen meer, kan dus niet meer eten, enkel nog een bruidsvlucht ondernemen, paren en (als het een vrouwtje is) eventueel eieren afzetten. In die zin is ze vergelijkbaar met een auto die op zijn laatste benzinedampen nog net een pomp probeert te bereiken. Veel volwassen eendagsvliegen hebben nu inderdaad nog maar een heel kort bestaan, variërend tussen enkele uren (vel die direct door rovers gepakt wordt halen zelfs dat niet) en enkele dagen, wat per soort verschilt. De bruidsvlucht heeft (uiteraard) rond zonsopgang en ondergang plaats en is dan doorgaans een massaal gebeuren. Tenminste daar waar de aantallen eendagsvliegen niet ondertussen, zoals in onze rivieren, door vervuiling gedecimeerd zijn. Enorme wolken dieren die alles verduisteren zwermen dan boven het water of het land, in sommige landen zelfs zoveel dat men de straatverlichting er voor dooft om ze niet, op het licht afgekomen, naar de bebouwing te lokken en ze de volgende dag van straat te moeten scheppen. Zo’n massa-vlucht wordt wel een “zomersneeuw’ of ‘sneeuwval’ genoemd. In ons land kenden we dit in het verleden van tenminste twee soorten, waaronder ook van onze grootste (nu bij ons bijna of geheel? uitgestorven) reuzeneendagsvlieg (Palingenia longicauda; zie internet), die zonder staartdraden al zo’n 5 cm lang is. Voor de vissen en kikkers in het water en de vogels erboven, zijn die momenten natuurlijk de grootste feestdagen van het jaar.
In de zwermen vliegen de mannetjes in verticale bewegingen op en neer in de hoop een vrouwtje onder zich te kunnen grijpen. Bij verschillende soorten zie ju nu ook dat de mannetjes daartoe uitgerust zijn met extra lange grijppoten en grote extra lichtgevoelige ogen die als knobbels op hun kop omhoog kijken. Ook voor hen, tenminste diegene die het mee ‘mogen’ maken, is het eventjes feest. Met de verlengde poten en tangen op het achterlijf grijpen de kerels naar een vrouwtje dat zich dan, ondertussen parend, met wijd uitgespreide vleugels als een parachute langzaam neer laat zaken. Op het land of op het water. Afhankelijk van de soort worden de eieren al in de lucht los gelaten (gestrooid) of pas als de stervende dieren in het water liggen. Soorten van stromend water zetten ze, ongetwijfeld met veel verlies, vast aan planten stenen. Heel anders gaat dit bij de algemene gewone tweevleugel eendagsvlieg (Cloeon dipterum), degene die wij het meest zien als nimf en die hier op de foto’s (zowel nimf als volwassen dier) afgebeeld is. Na de paringsvlucht hebben de vrouwtjes van deze soort zich een kleine twee weken lang, vastend koest gehouden in de vegetatie om de eieren al in hun lichaam uit te doen komen en de nimfen, zo’n 700 stuks, piepklein maar levend en wel, boven het water te baren en er in te droppen.
Zo klein, teer en primitief als de groep is (binnen de klasse van de insecten) zo spectaculair is toch ook dat spul, die hummels dat wij er onder water als resultaat van terug zien.
Nu weet je weer waarom je duikt!
Tekst en foto’s Harry Holsteijn
Leuk verhaal. Geniet van het leven, want…